Steeds meer mensen kiezen ervoor (gedwongen of door omstandigheden) om als ZZP-er aan het werk te gaan. Veel van hen gaan voor opdrachtgevers aan de slag in de vorm van een soort overeenkomst van opdracht. Dat is een in de wet geregelde overeenkomst, waarbij (heel kort gezegd) de opdrachtnemer voor een opdrachtgever werkzaamheden verricht zonder daarbij een arbeidsovereenkomst aan te gaan.

Veel van die opdrachtovereenkomsten lijken heel erg op een dienstverband. De opdrachtnemer werkt voor de organisatie van de opdrachtgever of met diens klanten en rapporteert daarover aan de opdrachtgever. Alleen is er geen echte gezagsverhouding.

Veel opdrachtgevers die een opdrachtnemer met hun klanten laten werken proberen hun klantenbestand te beschermen tegen concurrentie. Daarom zie je in overeenkomsten van opdracht vaak concurrentie- of relatiebedingen voorkomen, compleet met de dreiging van zware boetes bij het overtreden ervan.

Menig ZZP-er lijkt te denken dat het allemaal wel meevalt met die bedingen. Ze hebben gehoord dat de wet vergaande bescherming biedt tegen concurrentiebedingen en dat het uiteindelijk wel losloopt. Vaak blijkt dat zij zich daarin vergissen, zoals ook bleek in een kwestie die in mijn praktijk langskwam.

Er was onduidelijkheid ontstaan over de door de opdrachtgever verleende toestemming om na afloop van de opdracht voor bepaalde klanten te mogen blijven werken. De relatie was op een vervelende manier geëindigd en de opdrachtgever had de samenwerking met onmiddellijke ingang beëindigd zonder een redelijke opzegtermijn te hanteren. Tot overmaat van ramp stelde de opdrachtgever daarna bovendien dat de opdrachtnemer nadien het relatiebeding had overtreden en nu een hoge boete verschuldigd was.

Als de opdrachtnemer een gewone werknemer geweest was, had deze een beroep kunnen doen op artikel 7:653 BW. Dat kent allerlei manieren om van een concurrentie- of relatiebeding af te komen, bijvoorbeeld als de overeenkomst eindigt als gevolg van ernstig verwijtbaar handelen van de werkgever of als de belangenafweging in het voordeel van de werknemer moet uitvallen. Nu kon een beroep op deze bepaling niet baten. De wettelijke bescherming van artikel 7:653 BW geldt niet voor een opdrachtnemer, zo bepaalde het gerechtshof dat deze zaak behandelde. Ook niet als de opdrachtnemer een kwetsbare positie heeft die veel overeenkomsten vertoont met die van een werknemer.

Degene die een overeenkomst van opdracht sluit met een concurrentie- of relatiebeding moet zich dus goed bezinnen. Wie te gemakkelijk aanneemt dat het allemaal wel meevalt, kan een dure rekening gepresenteerd krijgen.

Meer weten?

Loopt u tegen zo’n situatie aan? Neem dan gerust contact op met mr. H.J. (Arjan) Hulsbergen.